Schipperen tussen het lijden van de bewoner en ons eigen lijden.
De verpleeg- en verzorgingshuizen in de zorg symboliseren in de samenleving het naderend einde van het bestaan. Voor een groot deel van de samenleving lijkt het geen actueel onderwerp. Als er al over gesproken wordt dan is de kans groot dat de teneur er één is van ‘ik hoop dat ik daar niet hoef te wonen’. In het leven van mensen sluit de verpleeghuiszorg achter aan in de keten van zorg om vriendelijk, zorgzaam en liefdevol mee op te lopen in de laatste maanden van het leven van de oudere
Pijnlijk is de constatering dat de verpleeghuiszorg ook achter in de rij staat in de verstrekking van beschermende kleding en mondkapjes tijdens de corona pandemie. Het zijn juist de medewerkers en familie die de virus mee naar binnen brengen en zo, samen met de besmette bewoners, voor het eerder overlijden van bewoners hebben gezorgd. Het klinkt hard en is betreurenswaardig. Een van de maatregelen om verdere verspreiding tegen te gaan, was het verbieden van familiebezoek binnen de tehuizen. Oplossingen werden bedacht zoals buiten staan en te zwaaien, al dan niet met hoogwerkers, video bellen en muziek in de tuin. Allemaal om in contact te komen en de eenzaamheid te verlichten.
Over eenzaamheid van deze ouderen met dementie wordt nu veel gesproken. ‘ZIj missen het contact, vereenzamen, ervaren geen aai meer over de wang, dolen meer in zichzelf etc.’ Familie ervaart deze situatie als pijnlijk om zo hun ouder te zien op afstand.
Ik vraag me af in hoeverre bijvoorbaat wordt aangenomen dat ouderen eenzaamheid ervaren. En als we eenzaamheid menen te constateren bij ouderen, doen we hen dan niet te kort door ze allemaal te benaderen vanuit een (te simpele?) algemene opvatting van wat wij denken dat eenzaamheid is?
Het veralgemeniseren van eenzaamheid bij ouderen maakt het lastig om oog te behouden voor de nuance. Zeker, er zijn ouderen die hun contact met kinderen en kleinkinderen missen. Bij een grote groep (ouderen zonder dementie) kan uitleg over de maatregel voor een deel geruststellen en begrip creëren. Beeldbellen, naar elkaar zwaaien en praten op afstand toont ook genegenheid en liefde. Maar nabijheid en aanraken zijn niet de enige voorwaarden om uiting te geven aan liefde en genegenheid.
Is er misschien ook sprake van gevoelens van onmacht bij de familie en het niet kunnen voldoen aan hun behoefte van nabijheid met hun ouder? Kan het zo zijn dat deze ouderen een intrinsieke eenzaamheid ervaren die dieper gaat dan direct contant met naasten? Angst en geen betekenis kunnen geven aan de omgeving van voorwerpen en mensen.
Als consulent voor het Centrum voor Consultatie en Expertise kom ik met regelmaat in verpleeghuizen, met name de psychogeriatrische afdeling. Wat ik zie, hoor en voel is de compassie van medewerkers voor de bewoners om hun dag met zo min mogelijk angst te ervaren en zo veel als mogelijk aan te laten sluiten bij ankerpunten uit hun levensverhaal. De gevoelde aandacht en erkenning verlicht de onbegrepen dag. Bezoek van familie in de voor corona tijd is onlosmakelijk verbonden aan de intentie om de ouder te ervaren en in de hoop de ouder te plezieren. Echter, bezoek heeft ook een schurende kant. Tijdens de consultaties merk ik dat bezoek beslag legt op medewerkers. Het beantwoorden van vragen, activiteiten in de huiskamer ondernemen die zorgmomenten verstoren en familieleden die met elkaar in gesprek gaan en zo van de bewoner nog meer inspanning vragen met de stress om te gaan.
In deze tijd van stille huiskamers, doordat er geen bezoek komt, is er meer ruimte om aandacht te geven en aan te sluiten bij de vraag en of gedrag van de bewoner. Het is, hoe raar het ook klinkt, maar de vraag om de eenzaamheid bij deze ouderen toeneemt.